Derdelanders uit Oekraïne behouden voorlopig hun recht op opvang
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft zes voorlopige uitspraken gedaan in zaken van zogenoemde derdelanders. Hoewel hun recht op bescherming volgens een eerdere beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak op 4 maart 2024 “van rechtswege” zou eindigen, mogen zij nu toch blijven in afwachting van antwoorden van het Hof van Justitie in Luxemburg op vragen die eerder door de rechtbank in Amsterdam zijn gesteld over de Europese richtlijn voor derdelanders.
Achtergrond
Op 17 januari 2024 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak dat uit de Richtlijn Tijdelijke Bescherming volgt dat de tijdelijke bescherming van derdelanders eindigt op 4 maart 2024. Dit in tegenstelling tot de tijdelijke bescherming van Oekraïners, staatlozen en mensen met andere nationaliteiten die in Oekraïne asiel of een permanente verblijfsvergunning hadden. Zij behouden de tijdelijke bescherming tot 4 maart 2025. Dit komt omdat de staatssecretaris sinds juli 2022 geen tijdelijke bescherming meer verleent aan derdelanders die een tijdelijke verblijfsvergunning hadden in Oekraïne. Zij vallen naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak daarom niet onder het besluit van de Raad van de Europese Unie van oktober 2023 dat de tijdelijke bescherming verlengt tot en met 4 maart 2025.
Derdelanders hebben beroep aangetekend
Om te voldoen aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 17 januari 2024, heeft de staatssecretaris terugkeerbesluiten uitgevaardigd. Hierin wordt vermeld dat het recht op opvang voor derdelanders op 4 maart 2024 is beëindigd en dat zij tot en met 2 april 2024 de tijd hebben om de opvang te verlaten. Veel derdelanders hebben tegen deze besluiten beroep aangetekend bij verschillende rechtbanken. Waarbij zij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 17 januari 2024 ter discussie hebben gesteld. Dit heeft geresulteerd in uiteenlopende en verschillend gemotiveerde uitspraken van de rechtbanken over de vraag wanneer de tijdelijke bescherming voor deze derdelanders eindigt. Sommige uitspraken waren in lijn met het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak, terwijl andere daarvan afweken.
Afwachting antwoorden Europese Hof
Op 29 maart 2024 heeft de rechtbank in Amsterdam in een verwijzingsuitspraak prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg. De rechtbank vraagt om verduidelijking van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en wil weten vanaf welk moment de opvang van derdelanders eindigt. De behandeling van de rechtszaak is door deze rechtbank opgeschort in afwachting van de antwoorden van het Europese Hof. Daarom heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak vandaag voorlopig geoordeeld dat deze derdelanders ook tijdens deze wachttijd tijdelijke bescherming behouden, in afwachting van de antwoorden.
Bron: Raadvanstate.nl
Plaats een bericht