Home / Nieuws, Trends & Actualiteiten / Algemeen / Belangrijke wetswijzigingen per 1 januari 2020

Belangrijke wetswijzigingen per 1 januari 2020

Wetswijzigingen

De volgende wetswijzigingen per 1 januari 2020 worden toegelicht:

  1. Artikel 13ter. Wet op de loonbelasting 1964 (fiets van de zaak)
  2. Artikel 31. Wet op de loonbelasting 1964 (boetes medewerkers)
  3. Artikel 31a. Wet op de loonbelasting 1964 (verruiming werkkostenregeling)

Artikel 13ter Wet op de loonbelasting 1964

De fiscale regeling voor de ‘fiets van de zaak’ is aangepast. Het wordt voor werkgevers makkelijker om hun werknemers te kunnen laten profiteren van een fiets van de zaak. Ondernemers (bijvoorbeeld kleine ondernemers of ZZP-ers) kunnen zelf ook gebruik maken van de nieuwe regeling.

Een fiets van de zaak maakt het mogelijk om vanaf 01 januari 2020 een (elektrische) fiets te gebruiken voor woon-werkverkeer. De werknemer hoeft deze fiets niet zelf te kopen. De werknemer mag de fiets van de zaak fiscaal gezien onbeperkt privé gebruiken.

De werkgever betaalt de fiets en voor het overgrote deel ook de kosten voor onderhoud en reparatie. De werknemer krijgt echter wel te maken met een bijtelling bij het salaris. Uiteindelijk betaalt de werknemer daardoor enkele euro’s per maand extra belasting.

Wie de fiets van de zaak ook privé gebruikt, heeft daar voordeel van. Over de waarde van dit voordeel (de bijtelling) betaalt de werknemer loonbelasting. De bijtelling is 7% over de consumentenadviesprijs van de fiets en de accessoires (incl. btw) per jaar. De werkgever telt het gehele bedrag op bij het salaris en hierover betaalt de medewerker maandelijks belasting.

Het staat de werkgever vrij om aan de medewerker een maandelijkse eigen bijdrage te vragen. Dit bedrag gaat dan van de bijtelling af. De werknemer kan dit terug zien op de loonstrook. Tevens mag de werkgever ervoor kiezen de bijtelling voor zijn eigen rekening te nemen. Dit kan door gebruik te maken van de vrije ruimte in de werkkostenregeling. In dit geval hoeft de werknemer geen belasting te betalen.

Artikel 31 Wet op de loonbelasting 1964

In de praktijk komt het regelmatig voor dat een medewerker een boete ontvangt, welke door de werkgever betaald wordt. Het bekendste voorbeeld hiervan is de verkeersboete. De volgende boetes mogen niet onbelast door de werkgever vergoedt worden en behoren tot het loon van de werknemer:

  • Bestuurlijke boetes (bijvoorbeeld boetes van de Belastingdienst)
  • Geldboetes die zijn opgelegd door een Nederlandse strafrechter
  • Geldboetes op basis van wettelijk tuchtrecht
  • Door een werknemer aan de staat betaalde geldsommen om strafvervolging te voorkomen
  • Door een werknemer aan de staat betaalde geldsommen om te voldoen aan een voorwaarde die verbonden is aan gratieverlening.
  • De kosten van een naheffingsaanslag parkeerbelasting
  • De kosten van het verwijderen van een wielklem

Artikel 31a Wet op de loonbelasting 1964

Via de werkkostenregeling kunnen werkgevers vergoedingen aan werknemers geven zonder dat zij hierover loonheffingen hoeven te betalen.
Tot en met 2019 mochten werkgever 1,2% van de loonsom aan onbelaste vergoedingen geven. Vanaf 2020 is dit percentage verruimd naar 1,7%. Dit geldt voor de eerste €400.000,- van de loonsom. Voor het bedrag boven de gestelde €400.000,- blijft de huidige 1,2% gelden. Dit betekent dat de vrije ruimte maximaal €2.000,- hoger kan zijn. Deze wetswijziging levert vooral een voordeel op MKB.

Sommige vergoedingen gaan niet ten koste van de vrije ruimte, namelijk de ‘gerichte vrijstellingen’. Werkgevers mogen deze dus onbeperkt onbelast blijven vergoeden. Dit betreft bijvoorbeeld reiskosten, een telefoon of opleidingskosten. De Belastingdienst stelt een aantal voorwaarden aan dit soort vergoedingen. Vanaf 2020 vallen de kosten van een aanvraag van een verklaring omtrent gedrag (VOG) onder deze categorie.

Veel werkgevers geven aan het einde van het jaar vergoedingen of geschenken aan hun werknemers. Bijvoorbeeld een kerstfeest op een externe locatie of kerstpakketten. De rekening hiervoor komt vaak pas aan het begin van het nieuwe jaar. Wordt er meer vergoedt of verstrekt dan het bedrag van de vrije ruimte toestaat, dan dient de werkgever over dat gedeelte belasting te betalen. Dit wordt de eindheffing genoemd.

Voortaan mag de werkgever dit later afrekenen. Tot en met 2019 mag dat uiterlijk bij de aangifte over het eerste aangiftetijdvak van het volgende kalenderjaar. Vanaf 2020 mag dat ook bij de aangifte over het tweede aangiftetijdvak.

Bron: Rijksoverheid vergroeningsmaatregel artikelwijzigingstoelichting, Rijksoverheid vergroeningsmaatregel algemeen, Rijksoverheid fiets van de zaak, Rijksoverheid belastingplan, Afas 

Elke maand schrijven wij actuele nieuwsartikelen. Bent u benieuwd waarover wij nog meer schrijven? Bekijk dan hier onze nieuwsartikelen. Wilt u graag onze maandelijkse nieuwsbrief ontvangen, stuur dan een mail naar contact@cicero.nl.

Plaats een bericht